Verhaal

Botjes, trappen of springen

Een lesje botjes trappen op de waddenzee

Fallback Image Profiel Herman van der Ven

Als leerling zeilschipper was ik een week op de waddenzee en leerde er op de ouderwetse manier vissen, zonder hengel of net, maar met mijn blote voeten.

bot_9

Bot, vers gebakken een heerlijke vis

“Vandaag ga je leren botjes trappen”, zei Henk. Henk was de eigenaar van zeilschokker waarmee ik dat jaar toeristen over Waddenzee en IJsselmeer zou varen. Henk had zijn schip MD3, een torpedistenschokker die in 1883 gebouwd werd voor het korps torpedisten om op afstand bediende mijnen te leggen in de Zeeuwse wateren, niet alleen aan dek zo veel mogelijk in oude staat gehouden ook het interieur en zelfs de inventaris van het zeewaardige bijna achttien meter lange schip werden in negentiende-eeuwse staat gekoesterd.

Zo was er ook een visnet aan boord van bijna honderd meter lang en tachtig centimeter hoog. We gebruikten het om harders te vissen, daarover vertel ik een andere keer wel eens. Want vandaag kreeg ik een lesje botjes trappen.
Henk gaf me een emmer. “Hier”, zei hij: “Schoenen uit en rol je broekspijpen op als je die niet nat wilt hebben.”
Nieuwsgierig naar wat komen ging stapte ik met blote voeten vanaf de MD3 het 30 centimeter diepe water in. Dat ging makkelijk want we hadden op weg van Harlingen naar Terschelling de MD3 pal naast een zandbank geankerd en werden door het traag stromende water van de geul waar we in lagen tegen de “oever” van de zandbank aangeduwd. Op deze plek zouden we een uurtje blijven voor we weer verder zouden gaan richting de Brandaris. Veel langer kon niet want over een uur of drie zou de vloed opkomen, en met zo weinig wind konden we daar zeker niet tegenin zonder motor. En de MD3 is natuurlijk vooral een zeilschip, de motor is er voor het manoeuvreren in de havens.

Het water kwam tot halverwege mijn knieën. Een zomerse dag, lekker wandelen over het eindeloze wad, met een emmer in mijn hand. Henk liep naast me en gaf advies:“Niet te snel lopen, rustige stappen nemen, en probeer niet al te veel reuring aan het water te geven.”
We liepen van het schip weg. Eerst liepen we een meter of twintig van de MD3 en de geul vandaan de zandbank op, daarna volgden we de contouren van de zandbank.
Ineens voelde ik iets heel ruws en glibberigs onder mijn voet. Het voelde heel raar en ik schrok me rot. uit reflex sprong ik wel een meter omhoog.
“Dat was dus een botje”, zei Henk droog en met een brede grijns.
“Je moet niet springen, je moet ze trappen, en dan blijven staan.” Onverstoorbaar stapte hij bedachtzaam verder, zijn voeten uit het water tillend met een hoge stap naar voren brengend, om hem daarna langzaam naar de zeebodem te laten zakken. Ik probeerde Henk nauwkeurig na te doen. Het water was troebel, de bodem zag je niet. En zelfs als je de bodem wel kon zien, ik wist dat botjes een schutkleur hebben en ze graven zich een beetje in onder het waddenzand, zo waren ze totaal onzichtbaar voor een mensen oog.

“Kijk zo”, zei Henk een paar stappen later. Ik keek naar Henk die stil in het water stond, zich bukte, met zijn hand het water in ging, en hem er vervolgens weer uithaalde met een vis in zijn hand. “Je voelt dat je op een botje staat, je blijft staan, en je pakt de vis bij zijn staart uit het water”, vatte hij het gebeuren samen terwijl hij de vis in zijn emmertje deed. Weer die brede lach met glimmende oogjes:”Die gaan we straks lekker bakken.”
Verdraaid, het werkte! Nu had ik een vis onder mijn voet. De vis verroerde zich niet, maar ik voelde de wat ruwe huid duidelijk. Mijn gewicht verplaatste ik een beetje naar mijn andere voet om het dier niet te pletten maar ik lette wel op dat ik hem geen kans gaf te ontsnappen. Ik reikte het water in, voelde de staart, pakte hem beet en verplaatste mijn voet voorzichtig, trok het diertje omhoog, en hop! de emmer in.
Zo vingen we dat uur nog ongeveer twintig botjes met z'n tweeën. Een hele beste vangst die absoluut ook het gevolg was van de door Henk zorgvuldig gekozen plek op de zandbank waar we liepen. Met de emmertjes vis stapten we na een uurtje weer aan boord en ik hees het anker en de zeilen. Henk zette koers naar Terschelling en in de haven kwam het oliestel aan dek. Samen maakte we de visjes schoon, ze werden gebakken en met smaak verorberd. Het leven van een negentiende-eeuwse visserman was ongetwijfeld zwaar, maar deze dag even niet.

Media