Verhaal

Te schoon....

Water in de Weerribben te schoon om goed riet te kunnen snijden

Fallback image

De kwaliteit van het water is eigenlijk te goed waardoor het water in de Weerribben te schoon is.

70-2567

Rietsnijders in de Weerribben

In de bevolkingsregisters kom je ze wel tegen: mannen die voor het uitoefenen van hun beroep riet nodig hebben. De rietsnijder die het in de wintermaanden oogst, vervolgens bundelt en doorverkoopt. De dakdekker en de stoelenmatter zijn de meest bekende vakmensen die goed riet nodig hebben. De stoelenmatter is er nog wel maar maakt nog maar mondjesmaat gebruik van riet simpelweg omdat er nauwelijks meer vraag is naar een rieten stoel. In het buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum zie je vrijwel in elk huisje wel een of meerdere rieten stoelen staan. Het was een heel normaal gebruiksvoorwerp en hoorde bij het dagelijks interieur van de arbeider of het inwonend personeel zoals de dienstbode en dienstknecht, de tuinier of de stalknecht. 

De andere is de dakdekker. Hij kon de bossen riet goed gebruiken die uit het gebied dat nu de Weerribben heet kwamen. Heden ten dage is er een probleem: het water is te schoon. Eigenlijk heeft riet een beetje smerig water nodig om goed in te kunnen gedijen. Riet zuivert het water en trekt het vuil uit het water aan. Dat is ook het geheim van de kwaliteit van riet: een glanskleur en een beetje vet op de stengel. Dat beetje vet geeft riet het waterafstotend vermogend en is prima geschikt om als dekriet te gebruiken bij boerderijen of om matten van te vlechten bij eendenkooien die er bij tientallen langs de Fries/Groningse kust zijn geweest. Riet van goede kwaliteit zou tenminste dertig jaar op een dak moeten kunnen blijven liggen. Die levensduur wordt allang niet meer gehaald. Nederland wordt te schoon en daarmee verdwijnt een oude cultuur. Het rietland is er nog wel, het riet wordt jaarlijks gesneden, maar de kwaliteit is niet meer wat het geweest is.

Tot de jaren zestig kwam het "vieze" Friese water met de schutbewegingen bij Ossenzijl eigenlijk vanzelf mee het gebied in. De opkomst van de pleziervaart in die jaren zorgde voor toename van het vaarverkeer tussen Friesland en de kop van Overijssel. Voor de riettelers was dat vieze water geen enkel probleem; het werd door de zuiverende werking van het riet zelfs schoner. En bij een teveel aan water in de Weerribben via het gemaal A.F. Stroink aan de Blokzijlerdijk afgevoerd naar de Zuiderzee/IJsselmeer. Vanaf de jaren zestig heeft Staatsbosbeheer de regie over het gebied overgenomen. Dat heeft schoon water en het gedijen van flora en fauna tot gevold, maar eigenlijk is het proces tegengesteld aan wat het gebied sinds lange tijd heeft voortgebracht. Of zoals de riettelers en -snijders van nu zeggen: "niet iedere verandering is automatisch ook een verbetering". 

Met die constatering over de matige kwaliteit van het riet wordt gelukkig wel iets gedaan, er is overleg gaande om de kwaliteit van het riet te verbeteren zonder de kwaliteit van het water tekort te doen. Het zou zomaar kunnen dat er, in navolging van het afplaggen van de heidevelden, weer hei gaat groeien en dat hier ook een drastische keuze moet worden gemaakt: mag het weer ietsje viezer zijn.

Misschien kunnen de stoelenmatter, de korvenvlechter en de dakdekker toch weer riet uit eigen land gebruiken. Kijk eens bij de ambachten in het buitenmuseum of er een rietvlechter aan het werk is, en vraag dan ook eens waar het riet vandaan komt, of het sterk is, hoe lang het meegaat. Allemaal leuke weetjes over zo'n oud natuurproduct.