Stein Dop had het zeewater nog nooit zo snel zien komen als op 13 januari 1916, zei ze tegen G. Hooijer sr., auteur van De Geschiedenis van Baarn. Zo snel zelfs, dat ze de boerenkool niet meer uit de tuin kon halen. Het varken had ze nog juist bijtijds van de schuur naar de bedstee verhuisd.
Hoe zich dat verhoudt tot de herinnering van kleine Henk is niet duidelijk. Zou hij die avond met opoe én het varken in één bedstee hebben gelegen?
“Het water bleef stijgen, kwam reeds in de opkamer. Kort voor het water over de drempel vloeide, moest ik nodig plassen. Dat heette toen ‘pissen’.
Ik zei: “Opoe ik moet pissen!”
“Doe maar in de keuken jongetje”.
De grote woonkeuken stond al blank. Deze lag een paar treden lager dan de opkamer. Opoe lag in bed, in de bedstee; ik naast haar. Mijn vader zat met laarzen aan op twee stoelen. Nog hoor ik het sissen van de kachel die door het water werd beroerd. Op een gegeven moment zei opoe: ‘Henk, doe de nooddeur maar los.’ Ik hoor het roeibootje langs de muur schuren. Vader droeg mij in het bootje. Op de dijk stonden mensen! Een immens avontuur voor een vijfjarig kereltje.
Bron: Kwartaalblad Historische Kring Eemnes, Jaargang 8 nr. 1 (januari 1986)