Verhaal

Waterbeheer, een stoomcursus

Na de dijk, de sluis en de poldermolen nu het stoomgemaal

Fallback Image Profiel Vincent Erdin

Tot aan 1865 zouden de Nederlandse polders vooral door poldermolens droog worden gehouden. Omdat in andere landen: Engeland en Frankrijk stoom al in fabrieken werd toegepast waaide dat ook over naar Nederland en in het bijzonder naar het waterbeheer. De komst van het stoomgemaal was een feit.

hulpstoomgemaal bij Spanbroek

Op de afbeelding is goed te zien hoe de verhouding is: een stoere Noord Hollandse binnenkruier en een klein gebouw er naast. Over de molen: het is opnieuw een grondzeiler (evenals de Vogelhoeksmolen in het Zuiderzeemuseum) binnenkruier wil zeggen dat de molenaar de kap van de molen en daarmee de wieken binnenin de molen op de wind kan zetten. De poldermolen in de Kaagpolder onder Spanbroek is voor de hoofdbemaling. Alleen polderbesturen liepen wel eens tegen het realiteit aan: wel een teveel aan water in de polder maar geen wind om het water weg te malen.

Veel polders zijn tussen 1860 en 1910 overgestapt van de poldermolen op een stoomgemaal. Dat kon op verschillende manieren: een stoomgemaal bouwen en de molen op afbraak verkopen, een stoommachine in de molen plaatsen. Of zoals bij Spanbroek naast de molen werd een hulpstoomgemaal gebouwd. Het stoomgemaaltje is dan ook nauwelijks groter dan de molen zelf. Het werd alleen gebruikt in geval van nood: wel water maar geen wind. Het vermogen van het stoomgemaaltje zegt in dit verband genoeg: 16 pk. Als opvoerwerktuig staat er een centrifugaalpomp in. Eerder zagen we al het scheprad en de vijzel voorbijkomen. Er werd steeds meer gestreefd naar een zo hoog mogelijk rendement en de centrifugaalpomp was daar een logisch vervolg van. De pomp zuigt het water uit het lager gelegen deel aan in een volledig gesloten behuizing aan (te vergelijken met het huis van een slak) en voert het op tot het niveau van het water waarin het afgevoerd gaat worden. 

Na 1910 kwam het dieselgemaal als opvolger van het stoomgemaal en nog weer enkele jaren was er al elektriciteit beschikbaar. Feitelijk is dan het stoomtijdperk voor gemalen voorbij op een enkele uitzondering na. Een nieuw te bouwen gemaal ver van de bewoonde wereld werd in dat geval door stoom aangedreven.

De Kaagpolder onder Spanbroek heeft een oppervlak van 375 hectare. Het omslagpunt voor een polder om van een poldermolen over te stappen naar een stoomgemaal is vanaf 400 hectare. Tenslotte kost een stoomgemaal nogal wat: de stichtingskosten, de steenkolen, het onderhoud etc. Een hulpstoomgemaal zoals hier komt al snel op 5000 gulden.  

Iedere polder in Nederland maakt weer deel uit van een groter geheel de boezem. Deze polder maakt deel uit van De Raaksmaatsboezem. De Raaksmaatsboezem heeft een oppervlakte van 16.000 hectare. De functie van een boezem is dat al het water uit de aangesloten polders hun water op het boezemwater brengen, dat kan door een sluis, een poldermolen of een stoomgemaal. Vanuit de boezem gaat het water verder, in het geval van de Raaksmaatsboezem via de sluis bij Kolhorn naar de Zuiderzee. Onder vrij verval kan het water uit de boezem naar zee stromen, de stand van het buitenwater is door de getijden van eb en vloed twee keer per dag laag. Als het water hierdoor op zee lager staat dan het water in de boezem dan kan de sluisdeur open worden gezet en stroomt het water vrij weg. Er komt geen mechanisch opvoerwerktuig aan te pas.

Naast de Raaksmaatsboezem ligt onder andere de Schermerboezem, om even het verschil in oppervlak aan te geven deze heeft een oppervlakte van slechts 2.000 hectare. Ondanks dit verschil blijft de werking hetzelfde. Ook de Schermerboezem verzamelt het water en voert het uiteindelijk af naar een groter water, het Noord Hollands kanaal, een van de grotere meren of de Zuiderzee.

Op de afgebeelde kaart (een deel van Waterstaatskaart Alkmaar blad 2 uit 1883) staat de Kaagpolder onder Spanbroek (linksboven) in het groen aangegeven. De kleur zegt niets over het grondgebruik maar juist over tot welke boezem de polder behoort: De Raaksmaatsboezem. De blauwe kleur (linksonder zichtbaar) geeft geen water aan maar een puntje van de naastgelegen Schermerboezem.

Waterstaatskaart Alkmaar blad 2

Om nog even het verschil tussen een hulpstoomgemaal en een stoomgemaal van een boezem aan te geven ook een afbeelding (hier onder) van het stoomgemaal van de Vier Noorder Koggen bij Medemblik. De Vier Noorder Koggen slaat het verzamelde boezemwater uit op de Zuiderzee. 

Dit stoomgemaal is niet meer in gebruik bij het huidige Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Een aantal jaren geleden is het overgedragen aan een stichting. Echter het stoomgemaal staat in de primaire waterkering van het hoogheemraadschap. Destijds is het gemaal in de dijk gebouwd, om die reden kwam het hoogheemraadschap terug op het ooit genomen besluit en heeft het gemaal weer in eigendom teruggenomen met als belangrijkste argument dat een stichting geen taak heeft bij het onderhoud en beheer van een primaire waterkering. Die taak is voorbehouden aan het hoogheemraadschap. Op de afbeelding staat het stoongemaal nog voor de restauratie. Het gaat vooral om de verhouding tussen het hulpstoomgemaal en een boezemstoomgemaal

De Vier Noorder Koggen
.

Het Zuiderzeemuseum mag dan wel geen stoomgemaal hebben, de stoomwasserij die dagelijks in bedrijf is is een prima punt om een goede indruk te krijgen van het stoomtijdperk waarmee Nederland geleefd en gewerkt heeft.

 

 

 

 

 

 

Media