Verhaal

Dagboek van Elizabeth Demmer–Bruijn (1858-1933) over de watersnood van 1916 in Volendam - Deel 3

Erik Erik Walsmit

Slot. De gehele wijk verlaten

Doorgebroken Dijk Katwoude

De familie van Aagtje kwam haar nog halen, maar zij wilde ons niet alleen laten, wat wij bijzonder aardig van haar vonden.

Wij begonnen het ons nu maar boven wat gezelliger te maken en ook te beraadslagen wat we voor  het middagmaal zullen klaar maken en hoe: gelukkig hebben wij 2 emmers aardappelen uit den kelder meegenomen (wij hadden er nog wel voor ƒ 25,-) en 10 à 12 flesschen postelein, ook nog wat vleesch, dan hadden we nog een oud 3 pits petroleumstel en een 1 pits en ook een Belgische lamp: hoewel dus ‘behelperig’ kregen we ons diné tegen 4 ongeveer klaar: om 5 uur konden wij Marie bij ons roepen: zij was met Piet in een bootje op zij van ons huis. Wij konden met hem spreken door het raam, maar ze konden niet bij ons komen. Wij hoorden toen, dat de doorbraak bij Katwou was gebeurd, Marie had het vernomen door bulletins, die in Purmerend rondgestrooid werden, dat de dijk door en Piet had het in de courant gelezen, terwijl ze elkander in de trein ontmoet hadden. Piet had een tasch met mondvoorraad meegenomen, vooral voor mij, brood, room, eieren en chocola en voor Japie kwattarepen; alles werd dankbaar naar boven gehaald aan een touw door het raam van de bovenvoorkamer, waarna zij de terugreis weer ondernamen, wat, naar wij later vernamen, door het water overal een zeer moeielijke reis was.

In ons huis was het water ’s avonds al boven de vensterbanken; toen wij eens tot rust kwamen, bemerkten wij, dat onze geheele wijk verlaten was, ’s avonds zagen wij aan het licht, dat wij met ons 3 huisgezinnen hier in de omgeving nog woonden.

Frits Veldhuizen, die altijd boven woont, de garnalenpeller en wij, terwijl er 418 huisjes geheel of gedeeltelijk in het water staan, allen door de bewoners in allerijl verlaten sommigen zonder iets te kunnen redden.

Alle rechten voorbehouden