Tot in de tweede helft van de negentiende eeuw was het bijna niet mogelijk om op een voor dat moment comfortabele en snelle manier van ergens naar ergens te komen. Tot aan het moment waarop een plaats een spoorlijn krijgt met een station of in een groot aantal gevallen een halteplaats was het vervoer vooral de adem inhouden en je tijd uitzitten. Er waren trekschuiten, en in Nederland waterland was dat een behoorlijk goede voorziening. Tal van plaatsen waren onderling door beurtschepen verbonden, het ging langzaam maar je kwam op de plaats van bestemming. Op de grotere wateren kwam het stoomschip en Enkhuizen profiteerde daarvan mee met de verbinding naar Stavoren.
Een andere optie was de postkoets of diligence. Ook hier waren het de vaste vertrektijden die enig houvast boden tussen vertrek en aankomst. Maar met een snelheid van misschien zes tot zeven kilometer per uur was het nog geen snelle reis. Je had een gericht doel om er gebruik van te maken.
Totdat de stoomtrein zijn intrede deed. De spoorlijn Amsterdam-Hoorn werd al in 1864 gerealiseerd, feitelijk was alleen het stuk tussen Zaandam en Hoorn nieuw want Amsterdam-Zaandam-Den Helder was al aangelegd. Enkhuizen moest nog tot 1885 wachten. Toch moet de verbinding Hoorn-Amsterdam ook voor inwoners van Enkhuizen al een hele verbetering zijn geweest.
Met de opening van het eigen station in Enkhuizen kwam ook de aansluitende veerdienst naar Stavoren tot stand. In de beeldbank van het Zuiderzeemuseum zitten afbeeldingen van treinwagons die keurig op de boot werden gereden en in Stavoren weer van de boot werden gehaald en omgekeerd. De veerdienst bestaat nog steeds, zij het in afgeslankte vorm als dienst voor toeristen en alleen tussen april en september. Het aardige is dat de OV reisplanner die verbinding in sommige gevallen als snelste optie noteert als je vanuit Friesland ergens tussen Leeuwarden en Groningen naar Enkhuizen wilt.
Zo'n station met veerdienst brengt levendigheid en daarmee werkgelegenheid met zich mee: de post die kwam, reizigers die een kaartje komen kopen aan het loket, de goederen die verzonden worden etc., spoorwegpersoneel voor seinen en wissels, rangeerders voor de locomotieven en goederenwagons die op de boot geplaatst moeten worden.
Het nieuwe stationsgebouw toont majestueus en is daardoor prominent aanwezig. Gelukkig heeft Enkhuizen dit gebouw altijd weten te behouden en staat het er nog net zo fraai bij als in 1885.
De schepen in de haven zijn geen vissersschepen meer maar schepen van allerlei soort voor de recreatie minnende watersporter.
Verder lijkt er niet zoveel gewijzigd te zijn, behalve dat de bomen inmiddels veel groter zijn dan in de begindagen. Zou dezelfde locatie voor de huidige situatie zijn gekozen dan was het stationsgebouw niet te zien.
Langs de spoorlijn Hoorn-Enkhuizen liggen nog de dorpen: Hoogkarspel en Bovenkarspel met een eigen station, Bovenkarspel zelfs met twee als de halte Flora ook meegeteld wordt.
Even leek het er op dat de spoorlijn ten dode was opgeschreven. Zo'n vijftig jaar geleden reden er nog lange vrijwel lege rode dieseltreinen en hooguit tijdens de spits en met de aansluitingen van de boot uit Stavoren telde zo'n lange trein nog wat reizigers. Dat blijkt ook wel uit de saaie stationsgebouwen van Bovenkarspel en Hoogkarspel, allebei gebouwd in de jaren zestig toen de oude gebouwen waren gesloopt. Even een uitstapje naar de spoorlijn Hoorn-Zaandam. Hier konden de stationsgebouwen van Avenhorn, Kwadijk en Oosthuizen de slopershamer ontspringen omdat de stations al waren gesloten voor reizigersvervoer. Afhankelijk van de importantie van een plaats kreeg het stationsgebouw meer of wat minder aanzien. Dat is nog goed te zien aan de drie gebouwen van Avenhorn, Kwadijk en Oosthuizen maar ook van Enkhuizen en Hoorn.
Eind jaren zestig en zeker in de jaren zeventig kwam de uitbreiding van Hoorn met Kersenboogaard en de twee genoemde dorpen op gang en in Enkhuizen werd aan de noordkant van de vesting fors gebouwd. Nieuwe inwoners en daarmee ook nieuwe reizigers. Al is het aantal van 2.400 per dag voor station Enkhuizen nog niet overdreven veel. Voor het Zuiderzeemuseum was het merkbaar toen de trein helemaal naar het zuiden doorreed en wisselend Heerlen of Maastricht als eindbestemming kreeg. Nieuwsgierige Limburgers of Brabanders stapten in en keken wel waar ze terecht kwamen als ze helemaal tot het eindstation bleven zitten. In Enkhuizen en daarmee als vanzelf in het museumdorp.
bijdrage geplaatst: 28 juni 2025
afbeeldingen: zwart/ wit: Collectie ZZM Enkhuizen; kleur: auteur