Verhaal

De IJsvlet van Urk

20130907_151629.jpg Corry Blok-Plas

Vroeger in strenge winters de enige verbinding met de wal!

DSC00053.JPG

In de tijd voor Urk met de wal verbonden werd in 1939 door een dijk naar Lemmer, was het een eiland in de Zuiderzee en later IJsselmeer. De verbinding met de wal werd toen onderhouden door veerboten naar Kampen en Enkhuizen. Maar in de winter als de zee was dichtgevroren kon er geen veerboot uitvaren. zie ook Een Enkhuizer in een Urker ijsvlet. Uitkomst bood toen de IJsvlet.  Dit is een houten boot met een mast een zeiltje en roeispanen. Tot zover niets bijzonders maar aan de onderkant zitten ijzeren glijders bevestigd. Een soort van schaatsen dus waarmee de boot over het ijs kan glijden. Soms met behulp van zeil en wind maar vaker nog doordat de bemanning, meestal bestaande uit 10 personen, de boot voort trok of duwde. Hiervoor is de boot uitgerust met een katrol met touw  om te trekken maar ook met pikhaken om grip op het ijs te krijgen.

Op deze manier werd in noodgevallen het vervoer over de ijsvlakte naar Kampen of Schokland geregeld. Hierbij moet je denken aan het halen van post en medicijnen, het wegbrengen van zieken, vrouwen in barensnood, het ophalen van elders overleden Urkers. Kortom het waren zeker geen pleziertochtjes, zoals het ijszeilen op de Gouwzee tegenwoordig als het vriest. Ook werd de vlet gebruikt om mensen van in het ijs gestrande schepen rond Urk te redden.

De tien bemanningsleden werden ijslopers genoemd omdat er vaker gelopen dan gevaren en gezeild moest worden. Heel zwaar werk door ijzige kou, zeker geen werk voor watjes. De ijslopers waren uitgerust met dikke pakken, zuidwesters en klomplaarzen met stalen punten eronder om het uitglijden tegen te gaan. De tochten met de vlet werden op Urk ook wel “bloedreizen” genoemd. Ik weet niet of die naam verwijst naar bloedende zieken, die ermee vervoerd werden of dat de bemanning tot bloedens toe de vlet vooruit probeerde te krijgen. Maar dat het werk “bloed, zweet en tranen” met zich meebracht is wel duidelijk.

Op de foto boven dit verhaal staat de originele ijsvlet in de schepenhal van het Zuiderzeemuseum. Deze vlet is gebouwd in 1870 in Berlikum, bouwer is onbekend. Naast de genoemde pikhaken waren er ook nog ijsbijlen en zagen aan boord en uiteraard een (nood)sein en lantaarns voor verlichting.

In 1940 werd de laatste tocht met de ijsvlet ondernomen. Als eerbetoon aan de bemanning heeft de Urker Piet Brouwer in opdracht van het gemeentebestuur een kunstwerk ontworpen. De vlet met de bemanningsleden uitgevoerd in brons op de helft van de ware grootte is op flagstones geplaatst, die de ijsschotsen moeten voorstellen. Het beeld werd in april 1994 onthuld door Minister Maij- Weggen samen met twee weduwen van oud ijslopers de dames K. Bakker en E. Wakker.

IMG-20180212-WA0003 (2).jpg

Het beeld van de IJsvlet met ijslopers aan de Klifweg op Urk

Op de plaquette bij het beeld staat naast de namen van de laatste "ijslopers” het onderstaande gedicht van Tromp de Vries.

Een raadselachtig fenomeen:
tien mannen, die welhaast verloren
in dichte nevels om zich heen,
hun hakken in de schotsen boren.

Ze zijn nu gans en al alleen:
er is geen mistsein meer te horen,
en 't licht dat van de vuren scheen
ging in de grauwe nacht verloren.

Ze stonden met z'n allen klaar
voor wat een bloedreis werd geheten,
en hebben huis en haard vergeten
om in een tocht zo bang en zwaar,
en menigmaal in doodsgevaar,
zich met 'hun' element te meten.

 

Bron: Flevoland Erfgoed, Zuiderzeemuseum.

Foto's: auteur en Otto van de Berg.