Verhaal

Werken voor de kost

Soms was werken een keuze tussen bittere armoede of brood op de plank

Zuiderzeemuseum Logo Zuiderzeemuseum

Koos de vrouw uit Blokzijl er tussen 1900 en 1910 vrijwillig voor om schipperster te worden?

DSC03482

Met zo'n skutsje zou de schipperster uit Blokzijl hebben kunnen varen Door: Vincent Erdin

In bevolkingsregisters kun je nog iets van de tijdgeest aantreffen. Ik bedoel ten aanzien van de beroepen, die worden doorgaans tot 1939 bij iedere inwoner van een stad of dorp genoemd. Soms zitten daar beroepen met een verhaal bij. Dat verhaal stel ik mij zeker voor bij de schipperster uit Blokzijl en de stoffeerderster uit Steenwijk. In beide gevallen gaat het om een vrouw. Zou zij de keuze om aan de slag te gaan vrijwillig hebben gemaakt of was zij daartoe gedwongen omdat haar man er niet meer was (overleden of vertrokken) en er dan geen brood meer op de plank zou zijn? Ik denk dan voor al aan het eerste: een overleden man; daarmee viel de kostwinner weg. De vrouw had de keuze te boek staan zonder beroep of het heft in eigen handen te nemen en te zorgen voor een schamel inkomen. De vrouw nam letterlijk en figuurlijk het roer in handen en stuurde de boot van haar leven van haven naar haven op zoek naar vracht. Op zo'n manier krijgt zo iemand ineens een krachtige uitstraling, ze wist van wanten en zorgde voor haar kroost. Bij de stoffeerderster zie ik ook een hardwerkende vrouw om aan de kost te komen.

Ook om een andere reden is het beroep van deze vrouwen interessant: van een mannenberoep wordt een vrouwenberoep gemaakt zonder dat er een passend woord voor bestaat. De vrouwelijke vorm wordt er achter geplaatst. Bij de stoffeerderster zou het nog stoffeerster kunnen zijn en daarmee is een deel van het woord in de loop van de tijd weggesleten want het zijn wel erg veel lettergrepen die je ook in kunt slikken. Toch blijkt het in het Nederlands mogelijk te zijn om nieuwe woorden te vormen. Bij de tapster klinkt het zelfs gewoon. Maar de veehoudster Albertje Nijenhuis-Bijkerk (geb. 4 nov. 1847), zij was landbouwster, hoe werd dat ervaren?

Bij veel andere beroepen vinden we het gewoon dat een vrouw dat doet: baker, dienstbode, mangelvrouw, modiste, vroedvrouw en verloskundige. De mannelijke tegenhanger van de dienstbode is de dienstknecht, maar van de andere, daar zou een nieuw woord voor bedacht moeten worden. Bij mangelman hapert er dan weer iets. Voor veel dingen is het geen noodzaak om er nu al over na te denken; hier gaat het voor een deel om verdwenen beroepen en mocht het zich aandienen dan is taal veerkrachtig genoeg om er een oplossing voor te bedenken. In Duitsland was het de Bundeskanzler en nu kijkt niemand meer op van de Bundeskanzlerin. 

Op de Urker bult, in het Zuiderzeemuseum, zijn ook vrouwen aan het werk. Zij zorgen voor de dagelijkse kost: de groentetuin in om een keuze te maken, de groente schoonmaken en klaarmaken om te gaan koken. En waarschijnlijk hebben de vrouwen op Urk meer gedaan dan dit, vraag het ze zelf als je eens in de buurt bent.