Een jonge ir. Lely
Ik zag vanonder de blauwe parasol
mijn nog jonge dochter
op het Zeeuwse strand
niet ver van de Verdronken Zwarte Polder
druk bezig in een kleine zee
vlakbij de branding van de grote
een afsluitdijk aanleggen
tussen twee wallen
Ze deed dat met zand en schelpen
en zout water
met haar kleine handen
op het Zeeuwse strand
zonder vaststaand plan
maar de lange dijk
zat duidelijk in haar hoofd
Twee uren later was de dijk gereed
en toen ze me riep vertelde ze me
over de grote invloed van het werk:
de vissen zouden een keus moeten maken
evenals de vissers en de dorpen aan de rand
van het nieuwe meer
Kom zei ze, ik ben klaar, het werk is af
ik noem hem Afsluitdijk
maar laten we nu patat gaan eten
met de meeuwen en met mayonaise