Verhaal

Varen met stenen

picture Eva Vriend

Ook voor de binnenscheepvaart veranderde er veel door de Zuiderzeewet. Het betekende werk, veel werk. Schippers als vader en zoon De Jonge vervoerden puin en stenen voor de nieuwe dijken.

boot Reinder de Jonge - Medemblik.jpg

Reinder de Jonge is 92 jaar. Hij is geboren in 1925. Hij praat alsof hij gisteren nog met zijn vader over de Zuiderzee voer. Hij ziet de bruinvissen weer duikelen. En kijk uit! Daar drijft een net van een haringvisser. Die netten wilde zijn vader beslist niet in de zwaarden van zijn tjalk krijgen.

Met zijn vrouw woont Reinder de Jonge nu in een appartement aan de rand van het centrum van Zwolle. Zij serveert koffie met een koekje, hij praat. Toen zijn eerste vrouw in 1988 overleed aan een hersentumor verkocht Reinder zijn schip. Sindsdien woont hij aan de wal, maar de tijd heeft op zijn band met de binnenvaart weinig vat gekregen.

Als zijn geheugen hem toch even in de steek laat, pakt hij een van zijn oude logboekjes erbij. Hierin hield hij nauwkeurig in potlood de gangen van zijn binnenvaartschip bij.

 

Turf op een praam

De liefde voor de binnenvaart begon met zijn opa. Hij verdiende rond 1900 bij Hoogeveen de kost met het vervoeren van turf op een houten praam. Reinders vader, Roelof, werd in 1898 geboren op die praam.

In 1921, toen Roelof 23 jaar was, kocht hij een tjalk met een tonnenmaat van 151 ton, 24 meter lang. Roelof werd zelfstandig binnenvaartschipper. Vier jaar later zou Reinder worden geboren. Vader noemde zijn schip de ‘Alpha,’ omdat het zijn eerste schip was. Het gezin De Jonge woonde en leefde op de tjalk. ‘Waar werk was, daar lag je of daar voer je naar toe,’ legt Reinder uit.

Doordat Roelof een paar vaste opdrachtgevers verwierf, had hij wel een paar routes die hij geregeld voer. Zo werd de Zuiderzee vertrouwd terrein voor hem. Roelof de Jonge werd namelijk de vervoerder van puin voor de dijken van de Zuiderzeewerken. Hij bracht afbraakpuin van Amsterdam naar de proefpolder bij Andijk. Toen die klaar was, bleef hij klussen krijgen. Eerst voor de Wieringermeer, later voor de Afsluitdijk.

‘Alles onder zeil,’ zegt Reinder. ‘Het hing van de omstandigheden af hoe lang de overtocht duurde. Als het schip leeg was en de wind gunstig, dan was vader in een dag de Zuiderzee over. Het kon ook dagen duren.’

Heen en weer over de Zuiderzee

En het gezin van Roelof, dat voer dus mee, heen en weer over de Zuiderzee. Het hele gezin was blij met de Zuiderzeewerken. Vader vervoerde later ook de trottoirbanden voor de Afsluitdijk, en het cement voor de bunkers van Kornwerderzand.

‘De Afsluitdijk, dat betekende werk voor mijn vader,’ zegt Reinder. ‘De afsluiting en de inpoldering gebeurden gewoon, hij groeide erin mee.’ Het kwam niet in hem op om er tegen te zijn, of om zich er überhaupt een mening over te vormen.

Zijn vader leerde de Zuiderzee goed kennen. Hij wist precies waar de ondiepe stukken zaten en welke route hij moest nemen bij welk getij om optimaal gebruik te maken van de stroming. Bij vloed kon hij het best langs de kust van Enkhuizen varen, bij eb pakte hij de Friese kant. Bij zuidwestelijke wind duurde de tocht sowieso langer. Dan was de golfslag heftiger.

Als vader bij slecht weer de losplaats niet kon bereiken, voer een stoombootje van de M.U.Z (Maatschappij tot Uitvoering Zuiderzeewerken) hem tegemoet. Die trok hem dan naar de plaats waar hij zijn lading kon lossen.

‘Eigenlijk lag je altijd wat te stoten,’ zegt Reinder. De golven van de Zuiderzee klotsten aanhoudend tegen de tjalk aan. Zijn moeder kon er goed tegen. Ze hield van het leven op het water. Ze voelde zich er vrij. Als het mooi weer was, kroop ze tijdens het lossen van de lading op de Afsluitdijk-in-wording. Zat ze lekker in het zonnetje op de eerste basaltblokken te breien.

 

Tjalk in oorlogstijd

In 1937 kocht vader voor het eerst een hulpmotor. Voorop zat een schroef die via een stang aan de zijkant van het schip naar een motortje leidde, dat de schroef draaiende hield. De motor werd ingebouwd in Hasselt. Het werd makkelijker om de gang in het schip te houden. Vader kon nu efficiënter werken en beter afspraken maken. ‘Morgen ben ik er,’ kon hij een opdrachtgever beloven.

In de Tweede Wereldoorlog kreeg Roelof de Jonge minder klussen. Hij scharrelde wat bij de Wieringermeer rond, verdiende een habbekrats met het vervoeren van aardappels van de polder naar Amsterdam. Toen hij hoorde van een klusje voor een aannemer in Ermelo die wat stenen vervoerd wilde hebben, zette hij in 1944 koers naar Harderwijk.

De informatievoorziening in de oorlog was beperkt. Vader wist niet dat Harderwijk voor de Duitsers een marinestad was geworden. Vijf, zes patrouilleboten hielden de haven in de gaten. De havenmeester zei nog tegen vader De Jonge: ‘Ga daar maar in een rustig hoekje liggen...’

In de chaotische laatste maanden van de oorlog raakte Roelof zijn schip kwijt aan de Duitsers. Het gebeurde tijdens een klus waar de bezetter hem toe verplichtte: kisten vol munitie en ander oorlogstuig vervoeren naar Duitsland. Reinder (toen 19 jaar) ging mee, net als een paar Duitse soldaten die ook niet meer wisten wat te doen nu de oorlog ten einde leek te lopen. Ergens in een haventje ten oosten van Berlijn moest vader het schip achterlaten.

Moeder was met broertje in Harderwijk gebleven. Ze logeerden bij een kennis. Roelof en Reinder belandden in een Amerikaans opvangkamp in Maagdenburg, tussen overlevenden van de concentratiekampen. Met de trein keerden ze uiteindelijk terug in Harderwijk. Zonder hun tjalk.

Vader en zoon moesten op zoek naar ander werk. Roelof leerde al snel Eibert den Herder kennen, de invloedrijk ondernemer uit Harderwijk die bekend werd door zijn verzet tegen de Afsluitdijk en de inpoldering. Vader kreeg een baan bij een visfabriek van Den Herder, Reinder kon aan de slag bij de Holland-Veluwelijn, de veerbootverbinding tussen Harderwijk en Amsterdam die Den Herder exploiteerde.

Een eigen schip

Reinder had het naar zijn zin bij de Holland-Veluwelijn. Toch wilde hij verder. Hij ging aan de slag bij een rederij in Rotterdam die op de Rijn voer naar Basel. Daar kon hij extra papieren halen. Vader had intussen in 1947 zijn schip teruggekregen. Dat ging via een ingewikkelde bureaucratische procedure omdat de tjalk ‘oorlogsbuit was’. Gelukkig maar, want in de naoorlogse wederopbouwjaren was er veel werk voor de binnenvaart. Roelof voer grint en zand voor de bouw van huizen van Arnhem naar Friesland. De opdrachten bleven binnenkomen.

Reinder leerde in Harderwijk zijn eerste vrouw kennen, Dien Vastenburg. Ze werkte in de winkel van De Gruijter. Haar vader was smid, hij had niks met de zee, maar tijdens een paar tochtjes aan boord van de tjalk raakte ze eraan verknocht.

Het jonge stel hoopte op een eigen schip. De vaste baan bij de rederij was mooi, maar ‘de zelfstandigheid zat in mijn bloed’, zegt Reinder. ‘Ik ben geboren op het water. Met mijn eigen gezin wilde ik ook zo’n mooi, vrij leven op het water.’

In 1953 had zijn vader goed nieuws. Hij had een mooie tweedehands klipper zien liggen bij Arnhem,  tonnenmaat van 181 ton, 30 meter lang. Met steun van zijn vader kocht Reinder het schip. En Reinder ging varen, net als zijn vader. De klipper leidde de weg, ze voeren waar werk was. Het schip kreeg de naam Beta, omdat zijn vaders schip Alpha heette. 

Reinder kan zich zijn eerste reis nog goed herinneren. Van Arnhem bracht hij zand naar Leeuwarden en vandaar voer hij naar het Groningse Aduard. Hier haalde hij bij een boer mest op voor een tulpenkweker in Hillegom.

Glooiingsklinkers voor Lelystad

En zoals zijn vader in zijn beginjaren als schipper veel klussen kreeg door de Zuiderzeewerken, zo verwierf Reinder nu ook werk op het IJsselmeer. Hij vervoerde zogenoemde glooiingsklinkers voor de nieuwe dijk die richting Lelystad werd aangelegd. Veel collega-binnenvaartschippers hadden geen zin in de klus. Ze vonden de losplaats daar midden op het water te onstuimig.

Reinder nam het werk juist graag aan. Omdat hij al hield van het IJsselmeer toen die nog Zuiderzee heette.

 

Foto: Alpha, het binnenvaartschip van Roelof de Jonge dat het afbraakpuin naar de Afsluitdijk voer. Foto: Privéarchief Reinder de Jonge