Verhaal

De 'ontdekking' van Lelystad

picture Tim Suijkerbuijk

Wanneer je de invloed van de afsluiting van de Zuiderzee onderzoekt, kan een jonge plaats als Lelystad niet genegeerd worden. Tijdens de bijeenkomst op 1 november 2018 bij Waterschap Zuiderzeeland te Lelystad was het ontstaan van Lelystad het onderwerp van de middag.

vertelcafé lelystad

 

De eerste indruk

Historica Eva Vriend onderzoekt voor haar nieuwe boek hoe de Afsluitdijk en de gevolgen daarvan hebben doorwerkt in de levens van de ‘gewone’ mensen. Voorgaande vertelbijeenkomsten vonden plaats op het oude land, maar deze keer zocht ze samen met de redactie van Mijnzuiderzee.nl ook op de bodem van de vroegere Zuiderzee. Dit 'nieuwe land' is al eerder een onderwerp van Eva’s eerdere gelijknamige boek geweest. In dit artikel spelen Pieter en Elseline Visser de hoofdrol; zij vertellen hoe zij als eerste bewoners van Lelystad de beginjaren van de stad hebben ervaren.     

Pieter en Elseline leerden elkaar kennen in de plaatselijke boekhandel en woonden samen in een bovenwoning in Bloemendaal. Toen ze 26 jaar en pas getrouwd waren, reden ze richting Kampen en zagen ze het kale Lelystad in de verte liggen. Het was toen ook nog eens een regenachtige dag en dit maakte het uitzicht heel grauw. “Wat moet het verschrikkelijk zijn om daar te wonen”, was hun eerste indruk. Volgens hen "moest hier echt niets te beleven zijn".

“We droomden van een toekomst samen, overal, behalve in Lelystad”, vertelden ze. Toch verhuisden ze in 1973, terwijl Pieter kort daarvoor nog een goede vriend had afgeraden om naar Lelystad te gaan. Hij kon daar aan het werk als docent Nederlands aan de Scholengemeenschap Lelystad (SGL). Toen hij begon had de school nog geen bovenbouw, maar al binnen een half jaar groeide ze van drie naar vijf klassen. Pieter vertelt dat veel kinderen uit Oost-Nederland kwamen, waarvan de meeste ouders bij de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders werkten. 

Een nog belangrijker voordeel was dat ze voor hun gezin een huis met twee verdiepingen, een zolder en een tuin konden krijgen. In Bloemendaal en omgeving was dit toentertijd ondenkbaar. Ook kochten ze meteen een auto, want het openbaar vervoer in Lelystad was nog niet geregeld. De situatie was dus goed, maar de verwachting was – net als die van hun generatiegenoten – dat Lelystad maar een tussenstation zou zijn. In het begin voelde het “alsof je op bezoek was in je eigen huis”, maar na 45 jaar wonen ze er nog steeds.    

Gemeenschap in aanbouw 

Lelystad schiep een band, wat voor veel nieuwe inwoners onverwacht was. Doordat er weinig verschillen tussen de generaties bestonden, ontstond er een gevoel van saamhorigheid. De samenleving was overzichtelijk en iedereen moest zijn of haar weg zien te vinden. Veel nieuwelingen hadden een jong gezin en stonden aan het begin van hun carrière. “De enige bejaarde die in Lelystad woonde, kende iedereen”, vertelt Pieter. Wanneer Pieter en Elseline gingen winkelen in bijvoorbeeld Kampen, Zwolle of Harderwijk, reageerden de inwoners van die plaatsen soms met verbazing: “Moet u echt in Lelystad wonen?” Na verloop van tijd antwoordden Pieter en Elseline: “Ja, maar het is toch ook wel leuk!”

Pieter en Elseline konden dus al snel wennen aan de nieuwe omgeving. Vanaf ongeveer 1975 begon de ‘overloop’ uit Amsterdam. Veel jonge gezinnen verhuisden omdat ze in Amsterdam geen betaalbare huurwoningen konden vinden, net als Pieter en Elseline. De stedelijke bevolking mengde zich met de aanvankelijk gevestigde plattelandsbevolking. Zo werd Lelystad, dat eerst nog maar een ‘vierkantje’ was, geleidelijk een echte bedrijvige stad. “Ieder bedrijf was welkom, zelfs vuilverbranding”, vertelt Edward Schoenmakers uit Lelystad, die aanwezig was bij de bijeenkomst. “Toch gingen veel bedrijven in de jaren zeventig na relatief korte tijd weer failliet. Lelystad heeft best wat kansen laten liggen, bijvoorbeeld door te weinig hoogopgeleiden aan te trekken.”

De school waar Pieter werkte, werd tegelijkertijd groter en gemengder. Het winkelcentrum werd uitgebreid, de Bataviawerf werd opgericht in 1985 en er kwamen recreatiegelegenheden, zoals een café met comedyvoorstellingen, een filmzaal en een jazzclub. Pieter en Elseline: “Het café zat tijdens voorstellingen op zaterdag propvol, want er was niks anders”. Lelystad bleef over het algemeen het vertier op het oude land zoeken. Pieter vertelt: “Toen in 1982 de eerste moord plaatsvond, zei burgemeester Hans Gruijters: “Nu zijn we pas een echte stad!””

Elseline, die later bij Waterschap Zuiderzeeland ging werken, bleef thuis bij de kinderen en moest wennen aan het grotere huis dat ze moest onderhouden. Daarnaast werd Elseline lid van de plattelandsvereniging, vooral om onder de mensen te zijn. Over het algemeen ontstond er in Lelystad een druk verenigingsleven; iedereen wilde iemand leren kennen. “Maar ja, gezelligheid was er over het algemeen niet echt”, beweert ze. In het winkelcentrum Lelycentre – dat Pieter ‘de vroegere huiskamer van Lelystad’ noemt – konden ze wel winkelen en de buurtbewoners ontmoeten, maar de straat was kaal en sfeerloos. Ze gingen veel liever naar Zwolle voor een dagje weg. Tegenwoordig gaan ze ook naar Haarlem en Utrecht, omdat hun zoon en dochter daar wonen met hun gezinnen.

Het imago van Lelystad

De bijeenkomst eindigde met een korte discussie: “Men spreekt tegenwoordig met een soort ‘dedain’ over Lelystad”, stelt Pieter, die ondanks de onaantrekkelijkheid toch de stad blijft waarderen. Toen NRC Handelsblad een artikel publiceerde over Lelystad samen met een nogal afstotelijke foto van de schouwburg, stuurde Pieter een boze brief naar de krant. Hetzelfde deed hij toen er zo’n zelfde foto van het failliete MC Zuiderzee in stond. “Het raakt me wel”, zegt hij. Desondanks denken de Vissers met een lach terug aan de tijd dat zij zelf als twintigers op dezelfde toon over Lelystad spraken.

“Het lijkt wel alsof Lelystad last heeft van een soort minderwaardigheidscomplex”, stelt Edward Schoenmakers. Naast het idee dat de negativiteit over de stad in de kranten opvalt, wordt de publieke interesse door Lelystad zelf ook niet bepaald gestimuleerd. Dit is vooral te merken aan het verdwijnen van publiekstrekkers, beweren de aanwezigen; ”Mensen die het beleid hiervoor bepalen, komen vaak niet uit de buurt, waardoor ze naar ons idee onvoldoende besef hebben van het erfgoed van Lelystad.”  De oude Agora, gesloopt in 2004 en vernieuwd tot een grote oranje schouwburg, maakt hier bijvoorbeeld onderdeel van uit.[1] Tijdens de bijeenkomst werden ook de Waterwijzer, het industriële erfgoed, de eerste scholen en Lelystad’s oudste café-restaurant De Meerkoet genoemd. Allemaal gebouwen die verdwenen zijn en die – volgens de aanwezigen – door veel Lelystedelingen worden gezien als verloren erfgoed.  

   

De verhalen zijn opgehaald tijdens het 'vertelcafé' bij Waterschap Zuiderzeeland te Lelystad op 1 november 2018.

Tekst en foto: Tim Suijkerbuijk 

Met dank aan Nicole Bartijn - Museumdocente Zuiderzeemuseum Enkhuizen  

[1] https://www.flevopost.nl/nieuws/lelystad/484214/50-jaar-lelystad-oude-agora-was-culturele-spil-van-de-stad-filmpje.html