Oorlogswinter 1944-1945
Met 41/2 jaar oud ben ik verhuisd naar Grootebroek (boerderij) vanuit Enkhuizen. Voor de boerderij was gras op het erf waarin de Duitse soldaten 3 schietgaten van 3 meter doorsnee hadden gegraven, bedekt met sneeuw in de winter, dat werden heerlijke glijbanen.
In de latere jaren moeten wachten tot het ijs 3 vingers van mijn vader dik was en dan pas toestemming kregen erop te mogen terwijl er al lang kinderen en groteren schaatsten. Was het dan zover, dan eindelijk met de duwslee met ‘n tien ponder gewicht erop tegen het kantelen en de schaatsjes onder de schoenen gestrikt proberen zo vooruit te komen, maar wat viel dat nog tegen. Het leek zo gemakkelijk, vooral als je de geoefenden zag rijden.
Maar als doorzettertje ging het steeds beter en reed ik het ene slootje uit en de andere weer in tussen de bouwersschuiten door. En niet te vergeten langs de wc die boven de sloten waren gebouwd en waar door de vorst de ontlasting bevroren als een toren fier op het ijs stond, de kleur verraadde wat er werd gegeten, meestal uien en wortelen (winterpenen).
Het vroor soms zo hard dat de bloemen op de ramen in de stal stonden, waar toch 16 melkkoeien hun warmte afgaven.
Vanwege hevige sneeuwval ben ik soms lopend naar de M.U.L.O. school in Enkhuizen gegaan. Bussen reden niet en fietsen was niet te doen. De Enkhuizer leerlingen waren er wel maar de Andijkers lieten verstek gaan. Om half elk kwam ik op school aan i.p.v. half negen.
Mijn schoonouder hadden een melkzaak. Een pandje naast het woonhuis zonder verwarming, zodat tijdens strenge vorst de kratten met melk in glazen flessen naast de haard/kachel in de kamer vorstvrij werden gehouden.
Ook moesten mijn vriendinnetjes en ik lopen naar de Zondagsschool in Hoogkarspel. En als we gelukkig waren ging bij café De Paus in Lutjebroek tijdens onze terugtocht de grote houten slee met daarop de gamellen met eten weg. Hier was de gaarkeuken en werd o.a. koolsoep gemaakt om uit te delen. We mochten dan meerijden tot aan de openbare school, vlak bij huis.
Winter 1956
Tijdens mijn verlovingstijd reed de N.A.C.O. bus nog wel van Hoorn naar Enkhuizen over de glad gereden weg en tussen de bergen aan de kant geschoven sneeuw. Tot op een dag de avonddienst opeens werd stopgezet. Ik kon niet meer naar huis en kreeg onderdak bij kennissen, waar het in de kamer zo koud was, dat ik bijna ieder uur wakker werd van de kou. Gelukkig reed de bus de volgende ochtend weer.
Zondags ging je met familie wandelen, en langs de zeemuur achter het kerkhof kwam je de ijsschotsen tegen die zelfs muur hoogte lagen. Al was het door iemand opgestapeld, ongelooflijk wat kruiend ijs kan doen.
Winter 1963
Tijdens de strenge winter in 1963 hebben we het zelf in onze gehuurde visserswoning van 1903 behoorlijk koud gehad. We hadden een kolenkachel (Salamander) in de voorkamer en die ‘s nachts op een briket aan bleef dus nog wat warmte kon geven. Lagen we ‘s nachts in bed dan zag je via de kieren in het plafond wat van hout was gemaakt en de onbeschoten dakpannen de sterren schitteren, zodat ‘s morgens de kruik met water bevroren op de stoel naast het bed lag.
Wat wij niet wisten: dat er stuifsneeuw op het zoldertje lag en door beginnende dooi smolt. Om 4 uur ‘s nachts werden wij wakker door getik op ons bed door het dooiwater wat van het zoldertje kwam. De gewatteerde deken en zelfs de matras waren al bij de voeten doordrenkt. Het bed zolang die nacht afgedekt met plastic en de benen zo hoog mogelijk opgetrokken waar het nog droog was.
Aangezien de waterleiding vanaf de meter buiten ook al bevroren geweest was, hebben wij in de wc een petroleumstel met een omgekeerde bloempot (voor het loeffen van de vlam) erop gezet om het hier vorstvrij te houden. In de keuken een kolenkacheltje geplaatst met de pijp voor afvoer door het ventilatiegat van de geiser. De tropische vogeltjes hadden we al binnen gehaald in de achterkamer, maar op een ochtend lagen er 7 dood, zo koelde het ‘s nachts af in huis.
Winter 1978-1979
Door de hevige sneeuwval was de Markermeerdijk afgesloten en de vriend van onze oudste dochter woonde in Harderwijk, maar was vissersknecht bij zijn oom in Enkhuizen. Elke avond naar huis kon dus niet meer en zo is hij bij ons wekenlang in de kost geweest. Zo gebeurde het ook dat mijn man, werkzaam als chauffeur bij de Enkhuizer Houthandel, op de Oosterdijk tijdens zijn terugtoch t naar huis vast in de hopen sneeuw kwam te staan. In het donker en uitgraven hielp niet dus tenslotte lopend naar huis. Vele uren later naar een angstig thuisfront, waar hij toch bleef.
De winter van 1963 tot slot
Doordat het al enige tijd hard gevroren had... was er zo’n dikke ijslaag ontstaan, dat je zelfs over het ijs met de auto naar de overkant kon. Mijn man bedacht zicht geen moment en heeft dit op z’n motorfiets gedaan. Menigeen wandelde over het ijs vanaf de Harlingersteiger naar het Vuurtje of de Strekdam.
Het waren ondanks de barre kou onvergetelijke momenten.
Eigenhandig opgeschreven door mevrouw I. Lub-Jaring
Via Herma Compaan
NB. Bron foto onbeschoten dakpannen: www.wevershuis.nl