Verhaal

Een halve eeuw later

Dit schreef ik twee jaar geleden op Facebook, vijftig jaar na mijn verhuizing naar Oostelijk Flevoland

photo.jpg Evert Kooij

Ook in 1966 valt 18 maart op een vrijdag. Op de ouderlijke boerderij in Wieringerwaard, een kleine polder tussen Schagen en Anna Paulowna, komt in alle vroegte een vrachtwagencombinatie van fouragehandelaar Piet Blokker het erf oprijden. Dat gebeurt wel vaker, maar nu niet om stro, aardappelen of bieten op te halen. Deze keer wordt de bedrijfsinventaris ingeladen met daartussen het huisraad.

We verhuizen vandaag naar onze nieuwe boerderij in Oostelijk Flevoland.

Mijn vader is ‘uitverkorene’, hij mag gaan boeren op ruim 30 hectare vruchtbare poldergrond. Vlak nadat de verhuiswagen vertrekt om via de Afsluitdijk, Friesland en de Kop van Overijssel naar het nieuwe land te rijden, stappen mijn ouders, broer Jack en ik in de VW-Kever om langs dezelfde route naar ons toekomstige adres te rijden: Beverpad 9, Swifterbant. Postcodes zijn er nog niet.

Maandenlang zie ik al uit naar deze dag, ik zal een echte Kooij-boy worden daar in de polderprairie, waar het er Amerikaans-modern aan toe schijnt te gaan. Wel begon ik enkele weken geleden ineens even te twijfelen of ik het daar wel zo naar mijn zin zal krijgen. Dat was toen onze plaatsgenoot Ard Schenk in het dorp werd gehuldigd omdat hij in Deventer Europees schaatskampioen is geworden. Enkele weken later werd hij in Göteborg net geen wereldkampioen omdat Kees Verkerk hem te snel af was. Het fenomeen ‘Ard en Keessie’ is deze winter geboren en beide kampioenen (Verkerk is er ook) werden in en om het Wapen van Wieringerwaard feestelijk onthaald. Deze avond bekroop me het gevoel dat ik het dorp en mijn vrienden erg zou gaan missen.

Maar dat was een week of drie geleden. Op deze mistroostige vrijdagochtend heb ik dat van me afgezet. Het zou ondankbaar zijn om niet blij te zijn met het avontuur in Flevoland. Wie beleefde zoiets? Een decennium geleden was het daar nog IJsselmeer. En nu mogen wij daar aardappelen, bieten en graan verbouwen.

De Kever is eerder dan de vrachtwagen op de plaats van bestemming. Het gezin ziet vanuit de door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders gebouwde ‘semi-bungalow’ hoe de mannen van Piet Blokker het erf komen oprijden. Bij de eerste koffie op het nieuwe adres laat de chauffeur zijn hart spreken, terwijl hij de leegheid en weidsheid van het landschap aanschouwt. “Ik zou hier nog niet dood gevonden willen worden.”

Ik ben een beetje boos over die uitspraak. Had mijn vader, toen we bij Roggebotsluis de polder binnenreden, niet gezegd dat dit het beloofde land is? Bovendien, het heeft ook wel iets, die kaarsrechte wegen en sloten, die het land in keurige rechthoekige kavels verdelen. Je kunt het saai noemen, maar dat kan de rijkdom van de maagdelijke poldergrond toch niet verbergen?

Tegelijk ben ik het ook wel een beetje met de chauffeur eens, want wat valt hier voor mij nu te beleven? Ik kan van de nood maar het beste een deugd maken. Immers, als oudste zoon ben ik ‘voorbestemd’ om het bedrijf over te nemen. Van vele kanten is me de laatste tijd ingepraat dat ik deze mooie kans op die moderne boerderij niet moet laten lopen. Zo is het. En toch weet ik het zo net nog niet. Voorlopig wil ik het feestje niet verstoren en trek ik in navolging van mijn vader een blauwe overall aan en ga braaf naar de landbouwschool, waar het onderwijs schandalig weinig voorstelt.

Bob Dylan deed in 1964 van zich spreken met 'The times they are a changin'. Dat kan wel zijn, maar in onze nieuwe omgeving lopen we ver op de rest vooruit en zal voorlopig niets veranderen; Flevoland met zijn gemechaniseerde landbouw, winkels waarin je de dingen zelf mag pakken (noemen ze een supermarkt!) en melk verkopen ze hier niet in flessen maar plastic. De vooruitgang voorbij.

De wereld is er een van grote overzichtelijkheid. Europa is in tweeën gedeeld, in Goed en Kwaad. Syrië is nog gewoon een van de vele vijanden van Israël. En op de tv hebben we de keuze uit welgeteld één net, dat met de beste middelen die Hilversum ter beschikking staat de wereld in zwart-wit bij de kijkers thuis brengt.

Niet bij ons trouwens, wij beschikken nog niet over deze moderniteit. Ons contact met de buitenwereld verloopt via het staatspostbedrijf PTT, dat onder meer de Schager Courant bezorgt. Een dag later, dat wel. En de telefoon van dezelfde PTT met een driecijferig abonneenummer waar je in verband met de kosten spaarzaam gebruik van maakt. En met de radio, voor mij het venster op wereld. Als we naar het ‘oude land’ willen, zijn er de bussen van de Flevodienst. En natuurlijk de Kever.

Boudewijn de Groot zingt het Bob Dylan na: Er komen andere tijden. Achter de verre Flevolandse horizon begint het 21 jaar na de Tweede Wereldoorlog inderdaad een beetje te broeien. Amerika krijgt niet meer onverdeeld het voordeel van de twijfel in de Vietnamoorlog. In Amsterdam en Parijs roeren studenten zich. De nozems van enkel jaren geleden zijn in vergelijking met de nieuwe look keurig jonge mannen. De jaren zestig beginnen nu pas écht, de jaren zeventig zijn nog lang niet aangebroken en het nieuwe millennium is hele verre toekomstmuziek.

We zijn een halve eeuw verder. Ik ben nu op een leeftijd gekomen dat je op dit soort momenten terugkijkt. Om met de rijkdom van je eigen geschiedenis naar de wereld van vandaag te kijken. Natuurlijk komt de vraag op wanneer het beter was, vroeger of nu. Ik houd het op het politiek correcte antwoord: het ene wel, het andere niet. Dat we het op deze wereld nog lang niet voor elkaar hebben, is helaas nu net zo waar als toen.

Wat het kleine lief en leed betreft, wat ben blij dat ik geen boer werd, want daarvoor ben ik niet in de wieg gelegd. En ik ben blij dat mijn broer het wel werd. En dat we in 1970 gezinsuitbreiding kregen, zusje Marjanne werd als nakomertje geboren.
Flevoland is niet meer het Flevoland van de pioniers. Ik kom nog vaak in Swifterbant, nu ik na drie decennia 'oude land' in Almere ben komen wonen. Zowel op de boerderij aan het vroegere Beverpad (vele jaren geleden omgedoopt in Beverweg), als in het dorp waar mijn moeder woont. En binnenkort komen zoon Kasper, schoondochter Renée en kleinzoon Cooper ook in Swifterbant wonen. Zo is de cirkel na vijftig jaar rond, al weet ik niet precies wat ik daarmee wil zeggen. Nou ja, dat had mijn vader eens moeten weten.