Verhaal

Met broodtrommel op loopplank

‘Iedereen had een bijnaam’

Johan Johan Vogels

Elisabeth Hoefman-Bijl groeide op in een Enkhuizers visserfamilie.

Haven Enkhuizen

Een oude prentbriefkaart van de Buitenhaven van Enkhuizen.

Elisabeth Hoefman-Bijl is geboren en getogen in Enkhuizen. In 1933 komt ze ter wereld in een echt vissersgezin. Haar vader gaat als 12-jarig jongetje de visserij in en vaart respectievelijk op de Noordelijke IJszee, de Noordzee, de Zuiderzee en uiteindelijk op het IJsselmeer. In de zomers vist hij naar paling en in de winter stroopt hij het water af op zoek naar snoekbaars. “Vooral in het begin was hij soms lange tijd weg”, herinnert mevrouw Hoefman-Bijl zich. “We wisten niet beter, het hoorde bij het leven van een vissersfamilie.

Ze herinnert zich nog als de dag van gisteren hoe het was om in een vissersgezin te wonen. Ineens herinnert ze zich een grappige anekdote. Nadat haar vader jarenlang naar verdere gebieden heeft gevaren, gaat hij aan de slag op het IJsselmeer. Hierdoor hoeft hij niet meer dagen achtereen weg, maar kan hij elke ochtend uitvaren en is hij ’s avonds weer thuis.

Als vader dan de zee op ging, vergat hij nog wel eens zijn broodtrommel. ‘Breng jij effe die trommel’, vroeg moeder op een gegeven moment aan mij.” Al rennend haastte mevrouw Hoefman-Bijl zich naar de vissersboot van haar vader om maar op tijd daar te zijn, zodat hij niet de hele dag op het water was zonder iets te eten.

De bemanning van die vissersboot bestond naast haar vader uit nog twee anderen. Een van hen had als bijnaam De Does. “Iedereen in Enkhuizen had een bijnaam. Behalve mijn vader, want die was geboren in Den Helder, weliswaar op zijn tweede naar Enkhuizen verhuisd, maar volgens de Enkhuizers ben je dan geen originele inwoner en krijg je ook geen bijnaam. De Does heette zo omdat hij van die poedels had. Op het leesplankje met ‘aap, noot, mies’ stond bij een plaatje van een poedel ‘does’. Zo kwam die man aan zijn bijnaam. Eigenlijk was het een beetje een scheldnaam, maar als kind wist ik niet beter. Ik wist zijn echte naam niet eens.

Dus daar stond mevrouw Hoefman-Bijl op de loopplank van de boot van haar vader, de broodtrommel in haar hand en alleen De Does in het zicht: “Meneer De Does, meneer De Does, ik heb brood voor vader”, schreeuwde ze naar hem. “Maar De Does werd zo boos op mij omdat ik hem zo noemde, dat hij me met broodtrommel en al naar huis joeg. Weer thuis zei ik tegen mijn moeder: ‘Breng zelf maar.’ Ik durfde niet meer.