Verhaal

De Elfstedentocht, Scheuren in de ijsvloer en sneeuw richting Harlingen

Fallback image Historische Vereniging Oud Stede Broec

Mentaal gaf het een opkikker, te weten dat het grootste gedeelte nu geschaatst was. Onverminderd ging het in een regelmatige schaatsslag nog steeds richting het noorden. De gestolde waterwegen werden op dit gedeelte iets smaller en vertoonden meer bochten. Op deze grijs gekleurde dag werd het zelfs wat duister in de richting waarin wij schaatsten. Ook de wind nam plotseling flink toe. Niet lang daarna begon het licht te sneeuwen. Als je normaal thuis bent is zo’n natuurverschijnsel heel mooi. Op het ijs, waar je met steeds wankeler benen je best doet om overeind te blijven, zie je die mooie sneeuw dan heel anders. De rustige sneeuwval ging tijdelijk over in een heuse sneeuwjacht. In die omstandigheid vond ik het toen het beste om mijn bril voorlopig op te bergen in het borstzakje van mijn trainingspak. Met mijn rug nog een beetje meer gebogen dan voor die tijd, ‘stompte’ ik verder in dit geweld.

Elfstedentocht 3.png

Het zicht op de baan werd steeds beroerder. Mede daardoor waren de vele flinke scheuren in het ijs vrijwel onzichtbaar geworden. Qua vallen was het al die tijd nog steeds goed gegaan. Maar, o jéé... ineens maakte ik een schuiver! Krabbel weer op en ik ploeter weer door. Dat moét wel als je in Leeuwarden wilt eindigen. Het bleef niet bij die ene tuimeling. Ik weet nog precies wat er op dit zware gedeelte door mijn gedachten spookte: "dit doe ik nooit meer, volgende keer doet een ander hier maar aan mee". Maar gelukkig, ook deze flitsgedachte zag even later weer het licht. Waarschijnlijk het noorderlicht! Na ruim een uur werd de sneeuwval minder, de lucht klaarde op. Logischerwijs ging de bril weer waar hij thuis hoorde, want zonder dat hulpmiddel kneep ik mijn ogen steeds meer in de spleetvorm. Maar oei, dat was behoorlijk schrikken. Het was niet meer nodig. Door een kapot glas zag ik de wereld nóg waziger dan hij dat laatste uur reeds voor mij geweest was. En daar was Harlingen, de havenstad in het noordwesten van die mooie provincie Friesland in de winter. Stempeltijd, dertien uur vijf en vijftig, 13.55 uur.

Ruim 500 meter klunen
Het was weer iets meer bewoonde wereld, op het redelijk korte traject tot de volgende Elfstedenstad. Meer bebouwing, meer belangstellenden langs en op de ijs. Het is een bekend gegeven dat het brakke water rond Harlingen altijd voor een zeer matige ijskwaliteit zorgt. Eerder op de dag hadden we soms korte stukken moeten klunen omdat er, wegens matig ijs, niet door een sluis of onder een brug door geschaatst kon worden. Maar na Harlingen was er zomaar een heel eind waar de sloot verwisseld werd voor de straat. Omdat het zo'n lang stuk was trokken verschillende rijders de schaatsen, voor even, uit. Bij mij lukte dat totaal niet. Koude handen, stijve vingers. Tot overmaat van ramp was het bij de strikken van de schaatsveters één klomp ijs. Ik besloot gewoon te gaan klunen. Met stro en oude vloerkleden hadden de dorpsbewoners de straatklinkers zo goed als mogelijk geëffend. Er werd zelfs nog een stukje per lorrie gedaan. Klunen, lopen op schaatsen! Toch was dit stuk 'schaatslopen' onbewust een goede onderbreking op de monotone schaatsbewegingen en houding. Eenmaal weer op het gladde ijs leek het alsof het schaatsen stukken beter ging. Mijn voeten en benen waren, door de vreemde bewegingen van het klunen, in die korte tijd weer goed doorbloed. Het voelde allemaal heerlijk warm aan. Enkele smalle sloten verder reden we, onder een paar bruggen, om 14.48 uur Franeker binnen. Franeker, de stad van Eise Eisinga. De stad, met zijn universiteit in ruste. Zaken waar ik in 1956 nog nooit van had gehoord. En het is waar. Het planetarium in het woonhuis van Eisinga is van hoog technische kunst.

Klunen

De langste 'etappe' 45 km van Franeker naar Dokkum
Daarnet, bij de stempelpost in Franeker was het voller, was het drukker, was het gezelliger dan in welke andere Elfstedenstad ook. Ondanks dat de wedstrijdrijders reeds vele uren eerder gepasseerd waren was er op de hoge stadswallen nog veel publiek aanwezig. Achter het stadsstempel op mijn controlekaart werd de tijd 14 uur 48 genoteerd. Friese tijd? Mogelijk was het naar het uurwerk van Eise Eisinga. Dan was het goed. Want die wist eeuwen terug al hoe laat het was. Daar heb ik toen niet zolang bij stil gestaan. Wel bij de werkelijkheid dat er nog eventjes 45 km ijs lagen te wachten tot de volgende Friese stad: de Bonifatiusstad Dokkum.

Net buiten Franeker schaatsten we langs enkele van die statige Friese boerderijen. Van die majestueuze bouwwerken. Bij een, iets ver van het ijs gelegen silhouetachtige boerenplaats in de sneeuw, waren twee vrouwen langs de ijsbaan warme melk aan het uitdelen. Prachtig was dat! Hierna werd het schaatsen weer monotoon. Er waren zelfs stille stukken hier in het noorden van Friesland. Dan heb je in een overvloed van tijd veel gedachten die zich steeds afwisselen. Zoals: "Als ik gewoon rustig zo door schaats, ga ik het halen", "Wie zal er vandaag gewonnen hebben in Leeuwarden?", "Zal iedereen van mijn ploeg het tot een goed einde brengen?" en "Hoe ver is het nog tot Leeuwarden?".
Op dit gedeelte werd het steeds kaler en kaler in het landschap. De witte sloten leken wel steeds smaller en bochtiger te worden. Dat uitzicht over die eindeloze sneeuwmassa had iets Siberisch, iets waar je even stil van werd. Dat was ook zo! Tot we een mooie, met sneeuw bepoederde, molen op onze rit passeerden. Dat was bij het gehucht Vrouwbuurt.

Daar, maar vooral bij het iets verder gelegen dorp Bartlehiem, was er plotseling veel meer publiek op en langs het ijs. Direct na het onderdoor rijden van de nu 'wereldberoemde' houten brug van Bartlehiem, ging het linksaf richting een grote driesprong van waterwegen. Op dit punt was er echt sprake van 'verkeersdrukte'. Dat werd niet alleen veroorzaakt door de vrijwilligers van het rayonhoofd, maar vooral door het bezoek van de vele hongerige toerrijders aan de marktkramen van de Frico melkfabriek. Bewust, om zo reclame te maken, was deze plek gekozen. En uiteraard ook omdat Friesland een schaatsgekke provincie is. Op deze feestelijk dag van de Elfstedentocht was alles gratis… voor niks. De warme melk, ontbijtkoek en kaasblokjes vonden natuurlijk gretig aftrek bij ons schaatsers, die al zolang onderweg waren. Maar zo'n verrassend oponthoud mocht ook weer niet teveel tijd in beslag nemen. Immers, de Dokkumer Ee, waar zomerdags de zeiljachten zoeven, lag nu in haar winterslaap zelfs aan twee kanten op ons te wachten. 'Die kant op naar Dokkum' was de duidelijke aanwijzing. Vanaf Bartlehiem was dat vice versa nog twee keer twaalf kilometer. Daar ging het weer in gelijkmatige tred. De aanhouder wint. Dit gezegde straalden vooral de rijders aan de andere kant van de brede vaart uit. Wij moesten eerst nog helemaal naar Dokkum, zij hadden zeker zo'n twintig kilometer voorsprong op ons. Daar was ik mij op dat moment heel goed van bewust. Dat gaf wèèr de kriebel van…. volhouden! De Ee, een tamelijk breed water, heeft lange stukken met grote flauwe bochten. Het was telkens weer een bocht en nog een bocht, om dan, toch zo maar ineens, bij de molen van Dokkum, de stad van de Heilige Bonifatius, af te stempelen. De meest noordelijke stad was bereikt. Het was op dat moment even na zes uur in de schemering.

Nog maar 24 km naar Leeuwarden
Ook in Dokkum stonden kramen van enkele gegoede middenstanders langs de schaatsbaan. Daar was de Koninklijke King-fabrikant een van de gulle gevers. Met een paar van die grote Koningin Wilhelmina pepermunten en wat van die platte rechthoekige botersnoepjes ging de tocht voor mij weer snel verder. Nu kon het toch niet meer misgaan! "Ik ga het halen". Omdat er aan twee kanten van de Dokkumer Ee geschaatst moest worden reed je op verschillende stukken zeer dicht langs de walkant. Soms tussen de rietschoten en de opgehoopte sneeuwranden door. Het was daar heel smal, je kon hierdoor amper een goede slag maken. Een stuk 'tweebaansweg' op de Elfstedenroute! Net zoals een klein gedeelte van het Slotermeer in de ochtend, moest er op de Dokkumer Ee vice versa geschaatst worden.

Ineens hoorde ik weer wat geroezemoes in de verte. De kraampjes rond Bartlehiem kwamen langzamerhand weer in het zicht. Dat gaf nog meer moraal. Want dan... dan was je bijna op het eind. Ik weet nog dat ik mij, enkele kilometers eerder, wat zorgen begon te maken over het nemen van de juiste afslag bij het 'kruispunt'. Want het was nu immers weer donker en het wemelde daar van de mensen op het ijs. Die onzekerheid had zeer waarschijnlijk ook te maken met een langzame toename van vermoeidheid. Het antwoord op mijn vraag of ik goed zat was: "Die kant op!"

Met een paar blokjes kaas achter de kiezen ging ik snel op weg naar de Friese hoofdstad. Het was nog maar twaalf kilometer. Geleidelijk hervond ik het schaatsritme. Eerst nog een paar stukken breed water dat langzaam overging naar steeds smaller. Het laatste dorpje dat je voor Leeuwarden op de schaats passeert is Oudkerk. Daar was de passage een heel smalle sloot met aan weerskanten een beschoeiing van verticaal geplaatste spoorbielzen. Wat wonderlijk dat je zo'n detail een halve eeuw in je achterhoofd bewaard. Even verder in de duisternis, ik weet niet waar ik de kracht vandaan haalde, ging het schaatsen ineens beter, sneller. Ik rook als het ware de eindstreep. Ben ik niet te laat begonnen aan mijn 'eindsprint'? Ja, dat heb ik jaren lang gedacht. Achteraf denk ik dat ik mijn krachten over de hele route goed heb verdeeld.

Daar onder de rook van de Friese hoofdstad, zo dicht tegen het einde van deze marathon schaatstocht, voelde ik mij heel prima. Tijdens een lichte versnelling, ik haalde zelfs nog enkele schaatsers in, moest ik toch vooral blijven opletten om de scheuren in de duisternis goed te ontwijken. Eén val, één krom schaatsijzer, kon alsnog de feestvreugde zomaar ineens bederven. De weilanden maakten plaats voor bebouwing langs de ijsvloer. Schaatsend op de grachten, achter de woon- en winkelstraten van Leeuwarden, hoorde ik een kerkklok acht uur slaan. Even na dit tijdstip was er dan ineens de beroemde dode vuurtoren in hartje Leeuwarden!

Er was nog veel publiek dat de schaatsers rond de toren met die bijzondere naam, de Oldehove, de eindstreep van de Elfstedentocht, verwelkomde (in 1956 was dit de laatste keer de finishplaats). De markante Oldehove, is prachtig gelegen op een eiland, met rondom een singel, in het centrum van Leeuwarden. Dit robuust ogende bouwwerk, dat als het ware mooi van lelijkte is, heeft ooit dienst gedaan als vuurtoren. Sinds de oprichting van de Vereeniging 'De Friesche Elf Steden' in 1912, was de eindstreep bij de Oldehove getrokken. Hier, op deze haast heilige plek op schaatsgebied, zijn alle beroemdheden van voorgaande tochten gefinisht. De winnaars zijn vereeuwigd met hun uitgehakte
namen in de sokkel van het beeld 'de IJsfretter' dat de stad Leeuwarden siert.

Daar zat ik dan, op de tot prut plat getrapte walkant, onder de aloude Oldehove. Het grote publiek was in deze avonduren natuurlijk allang naar huis. Toch stond er nog aardig wat volk te wachten op de schaatsers, die tot twaalf uur die avond hun Elfstedenkruis konden veilig stellen. Tijdens dat even genietend bijkomen merkte ik dat de finishplaats behoorlijk had geleden onder de druk van de duizenden liefhebbers voor mij. De ijsvloer huilde als het ware onder een dikke plas water. Om, in deze mooie vermoeide omstandigheden, een nat pak te voorkomen gleed ik uiterst voorzichtig naar de overzijde van de singel. Met deze paar laatste schaatsstreken schreef ik, samen met al die andere elfstedenschaatsers voor mij, geschiedenis! De Oldehove heeft ze allemaal 'gezien'.

Ik heb mijn nieuwe noren 'ontbonden' en ben zo direct, nog wat vreemd lopend, de hal van hotel 'De Groene Weide' binnengestapt. De eindtijd waarop was afgestempeld in Leeuwarden was 20 uur 13. Op de kop af veertien uur na mijn start op het Van Harinxmakanaal. Mijn wat verfrommelde stempelkaart, met nr 5299, werd keurig bij de administratie gevoegd. Het fel begeerde Elfstedenkruisje werd mij enkele maanden later toegestuurd. Even later liep ik de stad in, op zoek naar café hotel Jorna. Een golf van warmte, rumoer en een mensenmassa, overviel mij daar bij het openen van de beslagen toegangsdeur. En ja hoor, daar zaten ze, mijn maten van de schaatstrainingsgroep 'Jan Dekker'.

Een luidruchtig… hoooi! vanaf de barkrukken was mijn verwelkoming. Mijn afmelding bij leider Jan werd minder enthousiast ontvangen’ getuige zijn éérste woorden: "Heb je hem twee keer rejen?". Voor de jongste van zijn groep was dit nu bepaald geen groot compliment. Het is waar, ze hadden met zijn allen, twee uur op mij gewacht. En van lang wachten wordt een groot sporter waarschijnlijk toch een beetje onrustig. Jan was een rechtuit harde sportman, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor een ander begreep ik uit zijn cynische woorden. Het is zéker een opmerking geweest die mij raakte. Máár... ik werd er alleen maar sterker door.

Van het eerste moment af was ik beretrots op mijn geleverde schaatsprestatie. Laat in de avond ging de rit retour in de Volkswagenbus over de bekende Afsluitdijk. We waren allemaal heel tevreden over de goede afloop van onze bijzondere schaatstocht. Nic de Wit uit Grootebroek had als enige rijder uit de groep het advies van Jan gekregen om in te schrijven voor de wedstrijd van de Elfstedentocht. Resultaat: de 21e plaats, in 9 uur 34 min. Een geweldig goede prestatie!

Ruim na middernacht stapte ik thuis onze woonkeuken binnen. Zoals altijd was het moeder die als enige nog wakker was. Kousen stoppen en brood klaar maken tot middernacht, alle dagen weer. Onder het genot van een paar bekers warme melk kwam ik goed op stoom. Hierdoor kon ik, zo laat nog, mijn verhaal goed kwijt. Tijdens dat drukke doornemen van 'mijn lange Elfstedendag' hoorde ik wat gestommel op onze kale houten zoldertrap. Om nooit te vergeten! Het was vader! In zijn lange onderbroek stond hij voor me. Er volgde in de nacht een gemeende felicitatie, met een blijdschap waar de vadertrots duidelijk vanaf straalde. In mei van dat jaar kwam er belangrijke post uit Friesland. Inhoud: een zeer kort briefje, het blauw gele toerrijderslabel, mijn stempelkaart én… mijn Elfstedenkruisje 1956.

Kruisje

Stempelkaart

*Dit verhaal is geschreven door Meindert de Boer en gepubliceerd door Historische Vereniging Oud Stede Broec in het jaarboek van 2019. 

Foto's: Meindert de Boer