Verhaal

Overstroming 1916 - Ooggetuigen 7 - Cornelia van IJken-van den Dool

Ooggtuigen - Eemnes (7) Cornelia van IJken - van den Dool

Fallback Image Profiel Harm Boerma

Cornelia van den Dool (1869-1944) woont in 1916 met haar echtgenoot Jan van IJken op Wakkerendijk 29 in Eemnes. Het huis aan de haven. Op 19 januari schrijft ze over de watersnoodramp in een brief aan haar broer en zuster in Zoeterwoude. Omwille van de leesbaarheid is de tekst enigszins geredigeerd.

In de brief is sprake van drie generaties Van IJken

  • Cornelia en haar echtgenoot Jan van IJken. Ep van IJken, een halfbroer van Jan
  • De schoonouders van Cornelia, Heintje (Hendrina) Pas en Gijsbartus van IJken, resp. aangeduid met moeder en vader
  • De kinderen van Jan en Cornelia: Heintje, Cor en Jaantje

 

Cornelia van IJken - van den Dool
 

Eemnes, 19 januari 1916.

Lieve Broer en Zuster,

Wij hebben vanmorgen uw briefkaart ontvangen en daaruit vernomen dat u zeer nieuwsgierig was hoe het gesteld is.

’s Avonds om 8 uur werden er door de sluiswachter twee lichten ontstoken; dit was een teeken dat het water met geweld over de Eemdijk heen stroomde. Daarna zijn wij alles aan het oppakken gegaan in het achterhuis en in het kamertje. Wij brachten alles zo veel er kon zijn op de kamer. Wij hadden alles er zoo wat uit gedaan. Toen was het zoo wat één uur. Toen hadden wij Moeder koffie gezet en zaten met elkander koffie te drinken. Toen zei er een: “Ik zal eens kijken of het water nog zakt, want het was een beetje gezakt. Maar toen was het in die tussentijd weer zoo hard gewassen dat het bij de voordeur boven op de stoep stond.

Toen moesten wij weer aan de gang om nog wat matten en kleeden van de vloer op te beuren. Toen wij daarmee doende waren, liep het water er al met gang in de kamers, in de mooije kamer; het vaste kleed kwam vol met klei.

Het water stroomde er met geweld in. Wij hadden de aardappelen in de spekbak gedaan en zoo op tafel gezet. Maar het duurde niet lang of er kwam al water in. Toen zijn Jan en Ep tot over hun middel door het water gegaan om de aardappelen ook op de kamer te krijgen en ook nog andere dingen te redden.

Toen was het water achter al zoo hoog dat de plank waar wij dan over gaan om bij moeder te komen, begon te drijven. Er werd gezegd: het water kan wel op de kamer komen.

huis cornelia van ijken

Eemnes, de vloedlijn is nog duidelijk te zien op de muur van het huis van beurtschipper van IJken. Cornelia van IJken – van den Dool woonde in het lage achterhuis (foto: collectie Historische Kring Eemnes)

 

Toen heeft Jan eerst droog goed aan gedaan. Wij zouden de kinderen die allemaal op bed lagen door het water naar Moeder brengen. Toen stonden Jan en ik beiden op de plank en toen brak de plank ook. Daar lagen wij in het zeewater, net daar bij het keldergat. Toen moest ik van Moeder droog goed aan doen, want ik kon er bij ons niet meer door. Toen heeft Jan al de kinderen zoo door het water heen gedragen en bij Moeder op bed gelegd. We dachten dat ze daar veilig waren. Toen heeft Jan ook eerst weer droog goed aan gedaan.

Toen werden wij genoodzaakt om de kinderen weer daar vandaan te halen. Ik heb een bed op zolder klaar wezen maken en toen heeft Heintje en Cor ze door het water gedragen, zoo naar zolder. Ik ben ook boven gebleven, maar moeder bleef nog maar op haar stoel zitten totdat het water zoo hoog werd. Toen heeft Jan ze naar de trap gedragen. Maar toen lagen er nog 30 vaten peterolie voor het huis. Die gingen wegdrijven. Toen zijn vader en Ep weer in het water gegaan om die olie te redden. Toen was het werk hier afgeloopen en wij hebben de nacht verder op zolder doorgebracht; beneden stond het hele huis onder water. Maar vader en Jan waren de heele tijd op de straat, want daar was ook zoo veel werk om de mennegaten dicht te houden en om half zes werd de noodklok geluid. Toen was er een doorbraak aan het eind van Eemnes. De menschen kwamen daar met hun vee vandaan vluchten. Twee huizen zijn daar helemaal verwoest. Maar er was geen stoppen aan aan dat gat.

Eemnes, doorbraak aan het eind van de Wakkerendijk/Meentweg

Eemnes, gat aan het eind van de Wakkerendijk/Meentweg (foto: collectie Historische Kring Eemnes)

’s Morgens, na zeven uur, was het water voor er zoowat weer uit, dat ik naar beneden kon om wat koffie te zetten en de kachel aan te maken.

Maar er was dadelijk al geen drinkwater, want de bakken waren volgelopen met zeewater. Als u toen eens gezien had hoe alles er in huis uitzag. Ik had geen goed om de kinderen aan te doen. Toen zijn Jan en Heintje met de boot naar het kamerraam gevaren en daar door gegaan om goed te halen om de kinderen aan te kleeden.

Dus u kunt wel bedenken wat een nacht wij gehad hebben. En Jaantje was de heele week niet goed. Die zat zoo vol met uitslag, daar was ik nog zoo bang voor. Maar ze is nu gelukkig weer beter. En verder zijn wij ook allen nog al wel.

Maar wat is het toch treurig op Marken: zoo veel menschenlevens. Hier in de omtrek zijn veel koeijen verdronken. Van ons is een mooij konijn verdronken.

Maar als u de verwoesting buiten om het huis eens gezien had. Dat kan ik niet beschrijven. Zoo is er een kippenhok, zoo is er niets meer van te vinden. De schutting rond de tuin is geheel omgeslagen.

Ik ben nog niet uitgeschreven, maar zal nu maar eindigen.

De Burgemeester was in drie nachten niet op bed geweest. Nacht en dag wordt er aan die doorbraak gewerkt. De Motor (motorboot, hb) is er ’s morgens nog naar toe geweest om er een schip naar toe te brengen en in dat gat te laten zinken, maar ze konden er niet komen.

Ik kan u niet schrijven hoe blij wij waren dat de mannen thuis waren. Wat hadden wij anders moeten beginnen.

Vanmorgen zullen ze proberen met het schip weg te gaan.

200 soldaten hebben het gat nu dichtgemaakt. Er zijn zondag duizenden menschen wezen kijken.

De hartelijke groeten van ons allen.

C. van IJken

 

Overgenomen uit het Kwartaalblad van de Historische Kring Eemnes, jaargang 8 nr. 1 (januari 1986)