Verhaal

Kruideniersdochter in Monnickendam

Fallback image Eva Vriend

Haar ouders runden een kruidenierswinkeltje in Monnickendam. Toen na de voltooiing van de Afsluitdijk de armoede toesloeg, kochten er steeds meer mensen op de pof. Menig klant had moeite de schulden in te lossen. Trienie Bossong-Mars (1928) weet hun namen nog steeds.

Trienie en Dré

Nee, Trienie Bossong-Mars zal de namen van de klanten die moeilijk deden over het voldoen van de rekening nooit hardop zeggen. Monnickendam is met 10.000 inwoners een kleine stad. Ze wil niemand een slechte naam bezorgen. Maar degenen die niet wilden betalen, die zeiden dat ze dat toch nooit hadden gekocht, die zal kruideniersdochter Trienie nooit vergeten.

Al begrijpt ze die mensen nu heel goed. Monnickendam kende in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw veel armoede. Ze hadden vaak geen keuze. Maar ja, anderzijds, haar ouders moesten de groothandel (‘de grossiers’) ook afbetalen natuurlijk.

Haar moeder was niet geboren in Monnickendam. Ze groeide op in het Zeeuwse Grijpskerke en werkte in de huishouding bij een dominee, dominee Vaandrager, een bekende naam voor oudere Monnickendammers. Toen hij werd beroepen in Monnickendam ging haar moeder als vanzelfsprekend mee.

Ze was toen twaalf jaar. ‘Jong hè,’ zegt Trienie. ‘Dat kun je je nu niet meer voorstellen. Ze was thuis de oudste. Haar ouders waren blij dat hun dochter uit huis ging. Een mond minder om te voeden.’

Haar moeder leerde toen ze twintig jaar was haar vader kennen, een toen 21-jarige boerenknecht uit Edam. Ze wilden graag trouwen, samen iets opbouwen en huurden een winkeltje aan het Noordeinde in Monnickendam. ‘Noordeinde 75.’ Trienie spreekt het nog altijd uit met de trots die haar ouders moeten hebben gevoeld toen ze in 1925 voor het eerst de deur openden van hun ‘eigen’ winkel.

Het stelde niet veel voor, weet Trienie, naar de maatstaven van nu. Het gras groeide nog in de etalage toen haar ouders er begonnen. Als er vier klanten op één dag kwamen, hadden ze een goede dag. Haar vader probeerde vooral klanten te trekken door ‘de boer op’ te gaan. Hij trok langs de deuren, in de hoop bestellingen op te nemen die hij later met een ‘transportfiets’ aan huis bezorgde.

‘Hadden de boeren het slecht, dan hadden wij het ook slecht,’ vat Trienie de onderneming van haar ouders samen. ‘Schrijf maar op.’ Dat hoorden haar ouders hun klanten dus heel vaak zeggen.

Na de oorlog werd het beter, werd alles beter. Mensen kregen een baan en konden meer uitgeven. Dat de AOW kwam, betekende ook een grote vooruitgang. De mensen leerden wat inkomenszekerheid feitelijk inhoudt. De ouders van Trienie sloten zich ook aan bij een franchiseorganisatie, waardoor ze goedkoper konden inkopen. ‘Centra is sterk in eigen merk,’ zegt Trienie, alsof ze de slogan hoogstpersoonlijk bij een radiocommercial heeft ingesproken.

Trienie raakte verknocht aan Monnickendam. Haar man werkte als goudsmid in Hoorn. Toen hij een baan kon krijgen die veel beter betaalde, maar waarvoor ze moesten verhuizen, zei ze beslist ‘nee, ik ga niet mee’. Ze wilde Monnickendam niet uit.

‘Iedereen kent je, iedereen groet je.’  Als ze vroeger met haar gezin twee weken met de caravan op vakantie ging naar Schoorl, kocht ze een ansichtkaart van ‘De Speeltoren,’ het bekendste monument van Monnickendam. De kaart schoof ze in haar spiegel in de caravan, zodat ze Monnickendam iedere dag even zag.

Trienie woont nu – 89 jaar oud - op nummer 96, schuin tegenover het pand waar haar ouders indertijd hun kruidenierszaak runden. Met een lach: ‘Ik ben niet ver gekomen.’

 

Trienie Bossong-Mars vertelde haar verhaal bij het vertelcafé in Monnickendam op 3 juli 2018.

Bekijk ook de interviews met Trienie Bossong-Mars op http://www.verhalenvanvroegermonnickendam.nl/  

Foto: links Trienie Bossong-Mars en rechts Dré Greuter